Tips

Meest gebruikte links
Actieve topics
Laatste kaartcommentaar

Spoilers
Innistrad Crimson Vow
Crimson Vow Commander
Innistrad Midnight Hunt
Midnight Hunt Commander
Adventures in the Forgotten Realms (AFR)
Commander Forgotten Realms (AFC)
Modern Horizons 2 (MH2)
Modern Horizons 1 Timeshifts (H1R)
Strixhaven (STX)
Strixhaven Mystical Archive (STA)
Commander 2021 (C21)

Alle spoilers zijn te maken in de catalogus en staan met linkjes op de winkel homepage.

Verkoop of ruil je overtollige kaarten aan Nedermagic via onze dynamische inkooplijst of vraag per email een bod op je gehele collectie.

[Column] Sprookjesverhaal van een ELD booster

1-8-2023 11:28:00

Jaren geleden kwam de set Throne of Eldraine uit, een set die gebaseerd was op Koning Arthur en op sprookjes zoals die van de gebroeders Grimm. Dit was voor mij een uitnodiging om eens een sprookje te schrijven gebaseerd op een booster van die set. Ik schreef wel vaker een verhaal van een booster, totdat ik bedacht dat ik losse boosters ook direct kon openen om te kijken wat de beste first pick kon zijn in een draft.
Ondertussen was ik ook begonnen met als hobby zelf sprookjes te verzinnen en schrijven, en liet ik die vooral lezen door familie. Ik greep deze gelegenheid aan om weer eens een booster-verhaal te schrijven. In eerste instantie presenteerde ik mijn verhaal als een sprookje, met het idee om op een later moment bekend te maken dat het sprookje van een Magic booster kwam. Dat moment is nu gekomen, nu wij weer terug gaan keren naar Eldraine, met de komst van de set Wilds of Eldraine.

Cassia en Reynald


Er was eens een meisje, dat Cassia heette. Zij kwam thuis niets te kort, want haar moeder gaf haar genoeg liefde en verzorging. Een vader was er niet in huis, maar die had Cassia toch niet nodig om gelukkig op te groeien. In het huis was er al die tijd wel een aandenken aan het feit dat er een vader was geweest. Er pronkte een doorzichtige schoen van kristal, versierd met een rode kristallen roos, in de huiskamer. Het zweefde boven een pilaar die het magisch in de lucht hield en langzaam rond liet draaien, zodat het van alle kanten bekeken kon worden zonder dat iemand een risico hoefde te nemen het kristallen muiltje te laten vallen. Volgens Cassia's moeder speelde het kristallen muiltje een belangrijke rol in hoe zij aan haar man en Cassia's vader kwam. Maar zij kon niet vertellen waar het bijpassende tweede kristallen muiltje was. Voor Cassia was het niets anders dan een mooie schoen met een hoge hak, waarbij zij wenste ooit op een paar van zulke kristallen muiltjes te mogen dansen. Wat zou dat een indruk maken op alle edele heren bij het bal!
Toen Cassia's moeder stierf, was Cassia groot en wijs genoeg om voor zichzelf te zorgen. Haar voet paste toen precies in het kristallen muiltje, maar Cassia kon haar wens nog niet vervullen, omdat zij geen tweede kristallen muiltje in huis kon vinden. Dus besloot zij om naar de bergen te gaan, in de hoop daar het juiste kristal te vinden waarmee een tweede kristallen muiltje gemaakt kon worden. Zij nam daarbij het ene kristallen muiltje mee.



In de bergen aangekomen, zag Cassia op een rotspunt een leeuw staan. Zij kon zien dat hij drie ogen had, die allemaal licht gaven. Het derde oog stond laag op de voorhoofd, net boven de neus. Dit derde oog herkende Cassia als een eigenschap die profeten had, dus Cassia ging naar de leeuw toe in de hoop te weten te komen hoe zij aan een tweede kristallen muiltje kwam.
De leeuw bleek inderdaad te kunnen profeteren. Hij antwoordde:
“Ik zie dat de dood dreigt, door verslinding!”
- “Maar zal ik ook het tweede kristallen muiltje vinden?”
“Om het moment dat de verslinding dreigt, zal je dat niet belangrijk vinden!”
- “En hoe ontsnap ik, zodat ik niet verslonden word?”
“Door nu te springen!”
Dit laatste antwoord werd niet door de leeuw uitgesproken, maar hoorde Cassia letterlijk vanuit de lucht komen.



Cassia keek de richting op van waar zij de raad kreeg om te springen. Zij zag niets dan lucht, dus zij sprong niet. Er verscheen een grote vogel binnen Cassia's gezichtsveld. Op de vogel zat een blauw geklede ridder gezadeld. Zij cirkelden in de lucht, en de ridder wuifde zodat het Cassia duidelijk werd dat hij riep dat Cassia moest springen. Maar daar was het inmiddels te laat voor. Cassia keek weer naar de profeterende leeuw, en zag dat die begonnen was om zich om te keren, en naar haar toe wilde lopen. De grote vogel vloog een rondje, en de ridder riep weer:
“Spring!”
Deze keer sprong Cassia wel, en zij landde precies achter de ridder op de rug van de grote vogel. Zij keek nog een keer naar de leeuw, en zag dat die weer terug liep naar de rotspunt waar die op stond toen zij met hem praatte. Cassia vroeg de ridder:
“Bedankt! Hoe wist je dat ik hier gevaar liep?”
De blauwe ridder antwoordde:
“Ik ken deze profiterende leeuw. Toen ik voor het eerst hoorde over de verdwijning van de koning, vroeg ik aan hem of hij kon zien waar de koning was. Zijn antwoord was dat hij zag dat de dood dreigde door verslinding. Hij dacht mij te kunnen opeten, maar dankzij mijn vogel kon ik ontsnappen. Nu hoorde ik de leeuw hetzelfde zeggen tegen jou. Maar dat ik hier rond vloog was toevallig.”
Dat de koning vermist was, daar had Cassia vaker over gehoord. Bij haar moeder thuis hoefde zij zich geen zorgen te maken over zulke zaken, ook al was het de grootste zorg van het land. Voor de blauwe ridder was de vermissing van de koning wel een zorg. Hij zocht vanuit de lucht naar de vermiste koning. Want die kon niet eeuwig verborgen blijven. De blauwe ridder vroeg Cassia:
“Waar kan ik jou afzetten, voordat ik weer verder ga met mijn zoektocht?”
Cassia liet de ridder het kristallen muiltje zien en zei dat zij kristal zocht waarmee een tweede zulke schoen van gemaakt kon worden. De ridder herkende het kristallen muiltje, en zette Cassia af voor de ingang van de mijn waar het kristal vandaan kwam.



De ingang bleek zo laag te zijn, dat Cassia moest kruipen om er doorheen te komen. Eenmaal aan de andere kant van de gang zag zij waarom het plafond zo laag was. Het kristal werd gedolven door dwergen, die wel rechtop konden lopen door de ingang. Die dwergen haalden karrevrachten vol van het kristal op, en af en toe leek het kristal voor het oprapen te liggen of te hangen.
Cassia ging rechtop staan en zag op ooghoogte tegen de rotswand een groot stuk kristal wat zij aan kon raken. Zij dacht dat de dwergen daar toch niet bij konden komen, en uit een mijn vol misten zij een, twee kristallen niet. Zij probeerde het kristal uit de rots te trekken, maar het zat vast. De dwergen gebruikten pikhouwelen en ander gereedschap om kristal uit de rotsen te hakken in de mijn. Dat moest Cassia dus ook gaan doen, maar zij had geen gereedschap bij de hand. Of toch wel? Cassia pakte haar kristallen muiltje erbij, en met de hak tikte zij voorzichtig tegen de rotswand. Het kristal was namelijk harder dan de rots, dus moest het in de rotswand gaan barsten wanneer iemand er met kristal tegenaan tikte. Dit bleek te werken, en uiteindelijk kreeg Cassia het kristal uit de rotswand.
“Houd de dief!”
Cassia keek verschrikt op, en zag enkele dwergen naar haar wijzen. Een dwerg begon haar richting op te rennen. Cassia dacht dat als zij eenmaal buiten was, zij met haar lange benen de dwerg wel van zich af kon schudden, en kroop de ingang door om weg te vluchten. In de gang was zij veel langzamer dan de dwerg die rechtop kon lopen, en toen zij de uitgang van de mijn had bereikt, had de dwerg haar al bijna achterhaald. Maar ze was buiten en kon nu genoeg snelheid maken. Zij zag dat de dwerg haar niet meer bij kon houden. De dwerg gaf echter niet op, en bleef haar achtervolgen, hopende dat hij de achtervolging langer kon volhouden dan de dievegge. Dus vluchtte Cassia naar een bos, waar zij hoopte dat de dwerg haar uit het oog verloor.



Een beekje scheidde het bos van het land waar Cassia vandaan vluchtte. Het beekje was ondiep, maar de stroming was er zo sterk, dat Cassia het toch niet waagde om er overheen te springen. In plaats daarvan rende zij stroomafwaarts langs het beekje, totdat zij een brug tegen kwam die over het beekje heen was gebouwd. Aan de overkant liep het pad door, en aan weerszijden stonden twee groene banners die Cassia en de dwerg welkom heetten in het bos. Het pad ging in een bocht naar rechts, en achter het pad groeiden de bomen volop op een heuvel. Cassia besloot van het pad af te wijken door rechtdoor te lopen, en hoopte op die manier dat de dwerg haar kwijt raakte.
Nadat zij een tijdje in het bos had gelopen, hoorde Cassia achter zich wapengekletter. Zij keek om, en zag dat de dwerg met een man aan het vechten was. Het pleit was snel beslecht, in het voordeel van die man, en hij doodde de dwerg. Cassia zag dat de man van adel was, dus zij keerde om en liep weer terug, voordat zij zelf zou verdwalen.



De edelman mopperde nog wat over het niet hebben gekregen van een machtig leger, maar keek veel vriendelijker toen hij Cassia zag. Hij stelde zich voor:
“Goedendag, mijn naam is Reynald.”
- “En ik ben Cassia. Maar u ziet er edel uit. Hebt u geen titel?”
“Mijn titel is niet van belang. Vroeger woonde ik in een kasteel. Maar het spookt daar, dus ik ben verhuisd naar een eenvoudige hut in dit bos. Dus voorlopig ben ik eenvoudigweg Reynald, en mag je “jij” tegen mij zeggen.”
- “Reynald. Die naam ken ik ergens van!”
“Toch niet van de waarschuwing dat je vooral niet in handen moest vallen van ene Reynald?”
- “Nu je het zegt! Daar waren mijn ouders inderdaad bang voor.”
“Dat is niet nodig. Die angst is gebaseerd op het gerucht dat ik kinderen zou slachten, zodat ik hun verse beenderen zou kunnen gebruiken om heksen mee te lokken. Maar ten eerste gebruik ik daar geen kinderen voor, maar kleine vijanden zoals die dwerg, wiens beenderen ongeveer even groot zijn als de beenderen van een kind. Ten tweede ben jij al veel te groot, dus zouden jouw beenderen toch niet meer kunnen dienen als lokaas. En ten derde zie jij er zo knap uit, dat ik jou liever heel laat.”
Gevleid door dat laatste argument liet Cassia zich overhalen om met Reynald mee te gaan naar zijn huis.
- “Dan kan men gerust zijn. Ik geloof dat “in jouw armen” niet telt als “in jouw handen.” Hoeveel heksen heb jij inmiddels weten te lokken?”
“Meer dan tien. Vervolgens dood ik ze en hoop ik hun spullen te kunnen gebruiken om ooit dat spook uit mijn kasteel weg te jagen. En ondertussen verlos ik het land zo van heksen.”
Reynald veegde wat bosgrond over de bloedsporen van het gevecht, hij nam het lijk van de dwerg mee, en hij trok samen met Cassia naar zijn hut. Terwijl hij de beenderen van de dwerg ging bereiden tot lokaas voor een volgende heks, vroeg hij Cassia om van buiten wat paddenstoelen te plukken om die te bereiden tot een maaltijd. Hij waarschuwde daarbij:
“Probeer de paddenstoelen voorzichtig te benaderen. Anders zouden zij weleens onverwachte bewegingen kunnen maken.”
Cassia volgde de raad op, plukte zonder problemen enkele paddenstoelen, en bereidde in de keuken een maaltijd voor hun beiden. Tijdens het eten praatten zij verder, en daarbij vroeg Cassia aan Reynald:
“Waarom staan er eigenlijk twee bezems in de keuken?”



Reynald was verbaasd over deze vraag, want hij kon zich herinneren maar één bezem in de keuken te hebben gezet. Cassia nam Reynald mee naar de keuken om de bezems aan te wijzen, en tot haar eigen verbazing wees zij naar vier bezems. Reynald legde uit:
“Ik zocht de feeënkoning op, want als ik hem ontmoette, mocht ik een wens doen. Ik wenste een leger die zo machtig was, dat ik mijn vijanden alleen maar op hoefde te vegen. De feeënkoning glimlachte, en gaf mij één zo'n bezem. Die kon ik uittesten in het gevecht met de dwerg, maar die dwerg moest ik nog op eigen kracht verslaan. Nu besef ik dat die ene bezem zich af en toe verdubbelt, en na lang genoeg wachten wordt het vanzelf een machtig leger.”
- “En hoe wist je waar je de feeënkoning kon ontmoeten? In de verhalen die ik heb gehoord was het heel moeilijk om een fee te ontmoeten. Laat staan de koning onder de feeën.”
“Ik heb ook een boek vol verhalen. Het is een magisch boek, die van een heks is geweest. Ik hoef het boek maar te vragen, en het toont mij een verhaal waarin het antwoord staat.”
Cassia en Reynald praatten lang door, en zij raakten daarbij zo verliefd op elkaar, dat zij niet door hadden dat het al donker was geworden. Totdat er ineens licht naar binnen scheen. Het licht kwam van een lantaarn, gedragen door een ridder te paard.



Cassia liep naar buiten om aan de ridder te vragen wat die daar zocht. De ridder bleek een dame te zijn, die in het wit was gekleed. Ook het paard droeg witte kleding. De witte ridder zei:
“Al is de hoop maar een vlammetje in de nacht, ik blijf de vermiste koning dienen. Daartoe moet de orde gehandhaafd blijven. Ik zoek hier een dief, die in dit bos zou zijn gevlucht.”
- “En wat heeft de dief dan gestolen?”
“Een kristal uit de mijn van de dwergen.”
Hier schrok Cassia van. Al was de dwerg die haar achtervolgde al dood, Cassia wilde niet dat de diefstal haar zou blijven achtervolgen. Dus zij bekende:
- “Dan ben ik de dief die u zoekt! Wilt u dat ik het kristal morgen zelf terug breng naar de mijn, of zal ik het u nu geven?”
“Dan heb ik liever dat je het nu geeft. En als je ook schadevergoeding mee geeft, laat ik je verder gaan, als je echt je leven wilt verbeteren!”
Cassia haalde het kristal en gaf het aan de witte ridder. Zij toonde haar ook het kristallen muiltje, en zei:
- “Dit lijkt mij wel afdoende als schadevergoeding. Ik pakte het kristal in de hoop dat daarmee een tweede kristallen muiltje gemaakt kon worden. Maar nu wil ik hier een nieuw leven beginnen, en daar heb ik dit kristallen muiltje, die van mijn moeder was, toch niet bij nodig.”
De witte ridder nam beide aan, en zei:
“Ik zal melden dat deze zaak is opgelost. En als het waar is wat je zei, zul je het kristallen muiltje ook wel weer terug zien!”
- “Succes nog! En kijk uit, want voor u staan paddenstoelen die u nog niet kennen. Als u ze niet voorzichtig benadert, kunnen zij onverwachts bewegen!”
De witte ridder lachte om deze waarschuwing, en zei:
“Paddenstoelen bewegen niet uit zichzelf!”
Met deze woorden liep de witte ridder op haar paard vooruit, en tot verbazing van zowel de witte ridder als van Cassia, kwam er daadwerkelijk beweging in de paddenstoelen.



Wat in beweging kwam bleek een spin te zijn, op wiens rug de paddenstoelen groeiden. Cassia, die nog nooit eerder zo'n grote spin had gezien, herinnerde zich ineens dat zij vroeger bang was voor spinnen. Het paard steigerde, en van schrik liet de witte ridder het kristal en het kristallen muiltje vallen. De spin had geen oog voor Cassia, en probeerde alleen de witte ridder en haar paard te verslinden. Maar de witte ridder was zo behendig, dat zij en haar paard uiteindelijk met de schrik vrij kwamen en weg vluchtten zo snel zij konden. De spin ging weer rusten, en Cassia raapte het kristal en haar kristallen muiltje van de grond. Zij zei bij zichzelf:
“Dus dit bedoelde die leeuw met “dreigende dood door verslinding.” Volgens die blauwe ridder profeteerde hij dat wel vaker, maar zijn voorspelling is wel uitgekomen!”
Reynald was inmiddels ook op het tumult af gekomen, en hoorde Cassia nog in zichzelf praten. Hij vroeg haar:
“Was je bang om zelf door die spin verslonden te worden?”
- “Nee. Vanmiddag heb ik ook al paddenstoelen geplukt van de rug van de spin, en toen deed de spin mij niets. Als de spin mij had willen verslinden, had die dat allang kunnen doen.”
“Goed dat je niet bang bent. Dan kan het spook die angst ook niet oogsten.”
- “Het spook?”
“Jij zei dat jij hier een nieuw leven wilde beginnen, en je bekende gelijk wat je op je kerfstok had, zodat het jou niet bleef achtervolgen. Ik wil ook samen met jou een nieuw leven beginnen, en als ik dan beken wat ik op mijn kerfstok heb, hoef ik er misschien ook ooit niet meer van te vluchten. Ik begon met het jagen op heksen om door hun toverkracht meer macht te krijgen. Daartoe heb ik daadwerkelijk een kind vermoord, zodat ik diens verse beenderen kon gebruiken om de eerste heks mee te lokken. Dat kind bleef achteraf nog in mijn kasteel rondspoken. In de eerste dagen had ik er nog niet zo'n last van. Maar ‘s nachts kon het spook het kasteel verlaten. Als iemand in de buurt bang was voor wat dan ook, en het spook hoorde ervan, dan oogstte het spook als het ware de angst. Het spook werd zo steeds machtiger, en degene van wie het spook de angst had geoogst, vergat alles wat met die angst te maken had. Tenslotte werd het spook zo machtig dat ik het niet meer uit hield in mijn kasteel, en hierheen vluchtte.”
- “Dan heb jij één kind vermoord, en heb je daarmee voorkomen dat heksen een heleboel slachtoffers konden maken. Als je net zoveel geluk hebt als ik met die spin, zal de straf misschien niet erger zijn dan dat je uit de adelstand wordt gezet en je kasteel definitief kwijt bent. Maar zo leef je nu al.
Hoe kom je trouwens aan die spin?”
“Die heb ik ook te danken aan een heks. Niet alle feeën zijn vriendelijk. Sommigen proberen de mensen in het bos te treiteren en af en toe vallen zij weleens aan vanuit de lucht. Een heks gebruikte deze spin om die nare feeën op afstand te houden. Voor mij is het nu vooral een wandelende moestuin, en af en toe weet het voorbijgangers weg te jagen die hier niets te zoeken hebben.”
- “Maar die witte ridder had hier wel wat te zoeken. Zij zocht een dief, en dat bleek ik te zijn. Ik gaf haar de buit mee en mijn kristallen muiltje, maar die liet zij vallen toen de spin in beweging kwam. Dus ik moet alsnog zelf een keer het kristal terug brengen naar de mijn van de dwergen.”
Dat zou voor een andere keer zijn. Inmiddels was het zo laat geworden, dat Reynald wilde gaan slapen. Hij verplaatste de acht bezems van de keuken naar de kamer waar hij de beenderen van de dwerg bereidde om een heks mee te lokken, en hij ging alvast in bed liggen.



Cassia wilde nog niet slapen. Zij dacht na over het spook, en dat zij al die jaren was vergeten dat zij bang was voor spinnen, en ook de naam Reynald kwam ineens weer bekend voor in haar oren. Het leek erop dat het spook ook bij haar huis langs was geweest, om de angsten in dat huis te oogsten. Wat zou zij allemaal nog meer zijn vergeten? Cassia ging nog niet slapen, maar wilde eerst kijken of zij het magische verhalenboek kon vinden die hier misschien antwoord op kon geven.
Zij trad de kamer binnen waar Reynald net de bezems heen had verplaatst, en zag daar een grote boekenkast staan. Zij wist daaruit het magische verhalenboek te plukken, maar ze wist nog niet welke vraag zij wilde stellen. Zij wilde zoveel weten. Wat was zij allemaal vergeten dankzij het spook? Haar vader misschien? Waar zou hij dan zijn? En hoe kon het spook verslagen worden? Kon zij nog aan een tweede kristallen muiltje komen? Waarom was er eigenlijk maar eentje in huis? Cassia wist niet met welke vraag te beginnen.
Terwijl zij daar zo hardop over aan het denken was, begon het magische verhalenboek te groeien. Het werd bijna even groot als de hele boekenkast. Vervolgens opende het magische verhalenboek zichzelf. Cassia zag een plaatje van een kasteel, die zij herkende omdat zij als kind weleens dat kasteel had bezocht. Maar op het plaatje was te zien dat de grond rond het kasteel nog nat en onbewerkt was, terwijl Cassia zich herinnerde dat ze altijd met droge voeten het kasteel in en uit kon. Het plaatje moest dus van lang geleden zijn. Het boek zei:
“Treed binnen, en je vindt antwoord op al jouw vragen!”
Cassia volgde de raad op, en liep het verhaal in.



Het verhaal begon als een verhaal over roodhelmen terreur. De roodhelmen waren mannen die niet groter waren dan kinderen, maar hun lengte compenseerde met een ongeëvenaarde mate van razernij. Zij waren te herkennen aan een helm met een rood merkteken erop. En het was heel moeilijk voor mensen om van ze af te komen als zij eenmaal waren gekomen.
Zoals de meeste verhalen over roodhelmen terreur, begon dit verhaal met twee simpele dingen: bloeddorstigheid en gestolen metaal. Cassia zag één zo'n roodhelm wild om zich heen zwaaien met een zwaard, kromgebogen van alle gevechten die de roodhelm al had overleefd. Niemand durfde met hem te vechten, maar allemaal vluchtten zij van hem weg. Cassia moest uitkijken dat de roodhelm niet haarzelf te pakken kreeg. Maar de roodhelm had al een andere slachtoffer gevonden. Na een kort gevecht viel het slachtoffer dood neer. De roodhelm pakte het zwaard uit de hand van zijn tegenstander, en rende weg met in elke hand een zwaard.



Voordat de roodhelm uit het zicht van Cassia was verdwenen, verscheen er een gezond gebruinde man op het strijdtoneel. Gekleed in niet veel meer dan een vod en gewapend met slechts een lange stok, daagde hij de roodhelm uit. Wat een held! Behendig weerde hij met zijn stok alle slagen af van de roodhelm. De zwaarden van de roodhelm waren te bot om de stok te doorklieven. De roodhelm raakte uiteindelijk uitgeput, en de man sloeg hem bewusteloos met zijn stok. Hij zette triomfantelijk zijn voet op het hoofd van de liggende roodhelm. Omdat er een plas water lag rond het kasteel, kwam het hoofd van de roodhelm onder water, zodat de roodhelm verdronk en de mensen ervan verlost waren.
Terwijl de mensen Branigan, zo heette de man die de roodhelm had verslagen, onthaalden als een held, zei Branigan dat hij zo'n gevecht zag als een training om zijn gevechtstechnieken en zijn uithoudingsvermogen te verbeteren. Dit was voor mensen in het kasteel reden genoeg om Branigan uit te nodigen voor het bal die avond. Hij mocht daar naar hartenlust dansen met de uitgenodigde jonkvrouwen, en als een van hen met hem wilde trouwen zou Branigan tot ridder worden geslagen. Ondertussen pakte Cassia het lijk van de roodhelm op, om die het verhaal uit te gooien de kamer in van Reynald. Want het leek erop dat hij ook de botten van een roodhelm kon gebruiken om heksen mee te lokken.
Maar terwijl Cassia het lijk nog in haar handen had, sloeg het magische verhalenboek een bladzijde om, en Cassia vond zichzelf terug op het bal. Verstopt achter een gordijn zag zij dat Branigan danste met een dame op twee kristallen muiltjes. Die muiltjes leken precies het muiltje wat Cassia van huis had meegenomen. Andere heren hadden moeite om met deze dame te dansen, bang dat de dame met haar kristallen muiltjes op de voeten van de jonkheer ging stappen. Maar voor Branigan zou dat alleen maar helpen om zijn pijngrens te verhogen. Het kwam daar niet van, want Branigan maakte de juiste danspassen, en dat behaagde de dame op de kristallen muiltjes zo zeer, dat zij tenslotte met haar danspartner wilde trouwen, die vanaf toen door het leven ging als ridder Branigan.



Het magische verhalenboek sloeg weer een bladzijde om, en Cassia vond zich terug tussen de bomen buiten het kasteel, nu oog in oog met een veelvraat. Die zag er zo bloeddorstig uit, dat was nog erger dan de roodhelm. De rode damp kwam uit de ogen van het beest. Het lijk van de roodhelm, die Cassia nog in haar hand had, kwam hierbij goed van pas. Zij gooide het naar de veelvraat toe, en die begon er wild van te eten. Als het de botten liet liggen, kon Cassia die alsnog oprapen en meenemen.
Ondertussen kwam ridder Branigan aan met enkele knapen. Een van hen vroeg ridder Branigan of hij met de veelvraat mocht sparren om te oefenen. Maar volgens Branigan zou dat het vee niet redden van aanvallen van de veelvraat. Ridder Branigan zei in plaats daarvan:
“Bouw een slotgracht. Als wij geluk hebben, kan het niet zwemmen.”
En aldus deden zij, en Cassia zag dat het kasteel zo aan de slotgracht was gekomen die Cassia zich kon herinneren als kind. Cassia had nog net de tijd om de botten van de verslonden roodhelm op te rapen, voordat het magische verhalenboek weer een bladzijde om sloeg.



Cassia stond bij een kasteel, die er anders uit zag dan het kasteel waar zij het verhaal binnen stapte. Ridder Branigan was inmiddels een veteraan, en hij had voor dit tweede kasteel inmiddels ook zijn sporen verdiend. Cassia zag dat de ridders van dit kasteel voor haar langs paradeerden, op het punt om naar een veldslag te trekken. Voordat de tocht begon, sprak ridder Branigan zijn leger nog eenmaal toe. Toen viel het Cassia pas op dat ridder Branigan met een kind voor hem op het paard zat. Het kind hield een houten zwaard vast, en was even enthousiast als de ridders die door Branigan werd toegesproken. Het kind deed Cassia denken aan haarzelf, toen zij nog een kind was.
Met een vlag in zijn hand, riep ridder Branigan zijn strijders toe:
“Ik vecht voor mijn dochter, die misschien nog vele jaren geen voet op het slagveld zal zetten. Waar vecht jij voor? Houd dat goed in gedachten!”
De ridders riepen ieder enthousiast waarvoor zij vochten, en de dochter van ridder Branigan gilde even enthousiast mee. Het leger kwam rustig op gang, op weg naar hun veldslag. Ridder Branigan had wat meer haast, want hij moest nog zijn dochter thuis brengen voor de strijd begon. Dat was een lange weg, want het was al donker toen hij thuis kwam.



Cassia herkende het huis waar ridder Branigan aan kwam. Het was haar eigen huis! Ridder Branigan kuste nog een keer zijn vrouw voordat hij naar het slagveld trok. Cassia herkende die vrouw ook. Het was haar moeder, die zo pas geleden was gestorven. Cassia's moeder zei dat zij bang was dat haar man om zou komen bij de veldslag. Bij deze woorden gaf Cassia's moeder een kristallen muiltje, die zij had gedragen op het bal voor hun bruiloft, mee aan ridder Branigan. Hij zou dat muiltje bij zich dragen, zodat als iemand naar hun huis zou komen om te zeggen dat ridder Branigan omgekomen was, zijn vrouw dat alleen maar hoefde te geloven wanneer de boodschapper het kristallen muiltje van ridder Branigan bij zich had. Ridder Branigan zei dat hij bang was dat Cassia in handen zou vallen van Reynald, de slechte edelman. Het zou er spoken in Reynalds kasteel.
Cassia, althans de versie van Cassia die in het magische verhalenboek was gestapt, besefte dat zij zelf die dochter van Branigan was! Zij kon haar lach bijna niet inhouden toen zij erover na dacht dat zij hier achter kwam in de hut van diezelfde gevreesde Reynald!
De kleine Cassia in het verhaal zei dat zij nog niet zulke grote zorgen had als haar vader en haar moeder. Zij was alleen maar bang voor spinnen.
De Cassia die het verhaal binnen was gelopen, zag dat het spook waar Reynald over had gesproken, aan was komen vliegen bij het huis. De bewoners merkten daar niets van. Maar terwijl ridder Reynald vertrok op weg naar zijn veldslag, zorgde het spook ervoor dat ridder Reynald vergat wie zijn vrouw en zijn dochter was, en waar zij woonden. De kleine Cassia en haar moeder vergaten dankzij het spook wie die slechte Reynald zou zijn, en hoe eng spinnen konden zijn. Het spook lachte dat ook deze mensen het spook niet aan konden, voordat zij hun angsten hadden overwonnen. Maar dan moesten zij eerst erachter zien te komen wat die angst was!
Cassia wist genoeg, en zij stapte uit het verhaal. Zij zag vanuit de kamer nog dat ridder Branigan ook deze veldslag won, maar dat hij niet beter wist dan dat hij in het kasteel woonde waar hij zijn leger had toegesproken. Daar kon Cassia hem dus gaan zoeken, en hem het tweede kristallen muiltje tonen. En zij wist dat zij haar angst voor spinnen had overwonnen, en dus in staat was om het spook te verslaan. Het magische verhalenboek ging dicht, en kromp weer zodat Cassia het terug kon leggen in de boekenkast. Zij legde de botten van de roodhelm en de twee botte zwaarden op de grond, bij de zestien bezems, en zij ging ook slapen.
Op de volgende morgen gingen Cassia en Reynald samen ontbijten. Reynald maakte het ontbijt klaar, omdat Cassia nog moest bijslapen na haar avontuur in het magische verhalenboek. Toen zij ook aan de ontbijttafel was verschenen, vroeg Reynald haar of zij wist waar de verse beenderen en de twee botte zwaarden vandaan kwamen, naast de tweeëndertig bezems. Cassia legde uit wat zij in het magische verhalenboek had beleefd, en zei dat als het leger van bezems groot genoeg was, dat zij dan af konden rekenen met het spook in Reynalds kasteel.
Zij dachten na hoe lang het nog zou duren voordat zij genoeg bezems hadden. De bezems waren verdubbeld wanneer iemand eten klaar maakte, nadat Reynald de botten van de dwerg had bereid, nadat Cassia bereid was om haar kristallen muiltje af te geven aan de witte ridder, en ergens tijdens Cassia's avontuur in het magische verhalenboek. Cassia bedacht dat zij in dat verhaal vooral toe keek, maar ook het lijk van de roodhelm had opgeofferd, toen zij oog in oog stond met de veelvraat. Het leek er dus op dat elke keer wanneer iemand van hen iets op offerde, de bezems dan verdubbelden. Reynald nam gelijk de proef op de som door de botten van de roodhelm te bereiden om er een heks mee te lokken. En inderdaad, vierenzestig bezems stonden op de ongelukkige heks te wachten. Hij besloot de twee botte zwaarden om te smelten tot een bak waarin de bezems alles achter konden laten wat zij op veegden. De bezems verdubbelden weer, maar slechts eenmaal. Kennelijk verdubbelden de bezems zich alleen als er iets werd geofferd, en maakte het daarbij niet uit hoeveel er werd geofferd. Cassia en Reynald bedachten dat de bezems ook goed konden dienen als brandhout in de open haard. Toen zij een bezem zo verbrandden, bleek de rest ook te gaan verdubbelen. Op deze manier hadden zij het snel voor elkaar om een machtig leger van bezems op te bouwen.
Nog diezelfde dag trokken zij naar Reynalds kasteel. Zij namen de bezems mee, en Cassia liet ook de grote spin meekomen. Zij trad het kasteel binnen en daagde het spook uit. Het spook antwoorde:
“Ben jij dan nergens bang voor?”
- “Nee, ik heb mijn angst overwonnen!”
“Of jij bent het vergeten! Weet je nog hoe bang je was voor spinnen?”
Uit alle hoeken en gaten kwamen zwarte harige spinnen kruipen richting Cassia. Als antwoord liet zij de grote spin binnen, die zij van Reynalds huis had meegenomen. De zwarte harige spinnen vluchtten weg door alle gaten waar zij vandaan waren gekomen.
- “Ik geloof dat het jouw spinnen zijn die bang zijn geworden!”
“Jij hebt dus daadwerkelijk jouw angst overwonnen, dus ik heb geen vat meer op jou. Maar jij hebt ook geen vat op mij!”
- “Ik niet, maar mijn spin wel!”
Waar het spook ook heen vloog, de spin wist het te grijpen, maar telkens wist het spook weer net zo makkelijk te ontkomen.
“Dit kan ik eeuwig volhouden, maar jouw spin zal toch een keer moeten eten!”
- “Daarom heb ik ook een leger bij me, die nergens bang voor is!”
“Alles van vlees en bloed is ergens bang voor, zolang het die angst niet heeft overwonnen!”
- “Maar bezems zijn niet van vlees en bloed!”
Cassia liet het leger van bezems binnen. In een mum van tijd werd er zo driftig geveegd als nog nooit eerder in het kasteel was gebeurd. Alle kamers, alle muren, alles wat zich binnen het kasteel bevond, geen hoek of gat werd gespaard. Het spook kon nergens heen vluchten. Ook niet naar buiten, want het was overdag. Dus het spook werd zo overwonnen, en Reynald kon weer terug naar zijn kasteel. Alle herinneringen, die het spook had weggenomen van de mensen bij wie het langs was geweest, vlogen weer terug naar die mensen. Dat zij hun vergeten herinneringen weer terug kregen, ging als een golf door het hele land.



Reynald wijdde zijn kasteel in met een groot feest, waarop hij iedereen in het land uit had genodigd. Hij schuwde niet om ook zijn vijanden uit te nodigen, want als het vechten werd, schoten de bezems wel te hulp. Maar vijanden had hij niet meer. Tot zijn eigen verbazing kwam zelfs de koning naar zijn kasteel! De koning bleek namelijk ook te zijn bezocht door het spook, waarna hij was vergeten wie hij was en waar hij woonde. Maar die herinneringen kreeg hij terug nadat het spook was verslagen, en hij keerde direct terug naar zijn paleis. Hij wilde wel de dame ontmoeten die het spook had verslagen. En uiteraard kwam Cassia ook op het feest.
Nadat Cassia had verklaard hoe zij het spook had verslagen, vond de koning wel dat Cassia en ook Reynald nog boete moesten doen voor hun misdaden. Cassia verdedigde Reynald door te zeggen dat door het vermoorden van één kind, hij een heleboel levens had gered door het land te ontdoen van meer dan tien heksen. Ook al was dat ene kind het spook geworden, aan wie het land te danken bleek te hebben dat de koning vermist was. En een witte ridder herkende Cassia, en verdedigde haar door te zeggen dat Cassia al boete deed door haar het gestolen kristal te willen geven, net als het kristallen muiltje. Cassia liet direct beide zien, en gaf het kristal terug aan een dwerg die in de mijn werkte, en ook op het feest was afgekomen.
Op het kristallen muiltje kwam ridder Branigan, de vader van Cassia, af. Nadat hij zijn dochter had omhelsd en hij besefte dat zijn vrouw was gestorven, stelde hij voor hoe Cassia en Reynald boete moesten doen:
“Dankzij Reynald heb ik jarenlang mijn vrouw moeten missen. Nu moet Reynald leven zonder zijn vrouw. Ik geef hem de hand van mijn dochter pas, nadat Cassia de mijn van de dwergen heeft schoongeveegd, en een vervanger heeft geregeld voor de dwerg die is gesneuveld nadat hij haar achtervolgde, toen zij het kristal stal uit de mijn. Moge Cassia en Reynald daarna samen nog lang en gelukkig leven!”
Iedereen stemde in met dat voorstel. Reynald gaf Cassia een van de bezems uit het leger, en Cassia ging daarmee naar de mijn. Zij vroeg de dwergen daar om niet allemaal tegelijk met hun maaltijd te beginnen, maar dat na elkaar te doen. De dwergen luisterden ernaar, en zij zagen dat iedere keer als een dwerg begon met de maaltijd, de bezems van Cassia gingen verdubbelen. Voordat de laatste dwerg zijn maaltijd op had, was de mijn al schoon geveegd. Cassia liet alle bezems na aan de dwergen, en zei dat zij de bezems goed konden gebruiken om hun vuur mee te stoken. Dan zouden zij nooit meer tekort komen aan brandstof. Daardoor kon de dwerg, die er regelmatig op uit moest om brandstof op te halen, in de mijn blijven werken en nam Cassia ze werk uit handen, zodat zij geen extra medewerker meer nodig hadden.
Dus begon het gelukkige leven van Cassia en Reynald eerder dan ridder Branigan had verwacht. Cassia en Reynald trouwden, en ridder Branigan gaf Cassia de kristallen muiltjes als huwelijksgeschenk. Cassia kon ze eindelijk allebei aan doen, en danste daar voor het eerst op tijdens haar bruiloftsdans met Reynald.

 Reactie plaatsen